“Zondagochtend 18 oktober 2015

Ik schrik wakker uit een diepe roes, ik baad in het zweet, mijn hoofd bonkt, mijn mond is droog. Een moment weet ik niet wie of waar ik ben, maar dan dringen flarden van de werkelijkheid tot mij door. Flarden van gisteren, een gevoel van schaamte maakt men van mij meester, het liefst slaap ik verder en vergeet ik wat gebeurd is. Maar ik ben klaarwakker en realiteit is hard. Het begon nog zo goed, ik voelde mij fris en fruitig, het ingooien ging goed en de wedstrijdbal voelde vertrouwd aan. Echter, vanaf de eerste bal loop ik achter de feiten aan. Ik en mijn teamgenoten vluchten keer op keer in een time-out. Een beker vocht drink ik in een teug leeg, de nodige verfrissing brengt het echter niet. Het angstzweet gutst over mijn rug, haastig worden nieuwe tactieken besproken. H2 kent geen medelijden met mij, de ene geplaatste bal is nog mooier dan de andere. Mijn teamgenoten staan vertwijfelt om mij heen, we wachten tot het tij keert maar een revival lijkt verder weg dan ooit. Ik voel me als Buzz Lightyear, ik wil een superheld zijn maar ben niet meer dan een stuk speelgoed van H2. Maar dan wel zonder ruimteschip en zuurstoftanks, want die zijn ze een keer kwijtgeraakt na een nare val in de badkamer. Ik ben bang voor wat de toeschouwers van mij denken. Zullen mijn ouders zich schamen? Wil mijn vriendin nog wel bij mij blijven? De ervaren mannen van het tweede blijven maar doorgaan. Zij lijken over de eeuwige jeugd te beschikken en ik voel mijn scherpte en concentratie wegvloeien. Verassend snel komen ze op matchpoint, opnieuw een prikbal, hij valt als dood voor mij neer. Zo dichtbij maar ook zo ver weg. De gifbeker moet helemaal leeg.
Ik kijk naast mij en zie mijn vriendin die nog steeds bij me is. Ik troost mezelf met deze gedachte en met het feit dat het volleybalwedstrijdje die middag een makkie was. Maar beerpong doe ik nooit meer.”